Kenmerken :
Vruchtlichaam : Grondschubben gelig groen, dichte zoden vormend. 2-4mm groot , onderkant opvallend wit , zonder sorediën. Podetiën tot 3 cm hoog , soms vertakt, bekers gelig groen.
Tot 1 cm hoog en relatief smal, onregelmatig gerafeld en vaak aan de randen spruitend. Binnen- en buitenkant bedekt met grofkorrelige sorediën. Daartussen deel onbeschorst , dan is het roze merg
zichtbaar . Op de randen van bekers vaak zwarte pycnidiën. Apotheciën algemeen , bruin, op onvertakte stelen aan de randen van de bekers. Nat zijn ze opgezwollen en bijna doorzichtig.
Voorkomen :
Op strooisel, ruwe humus en zand in heidevelden, stuifzanden en duinen, ook op rottend hout en boomstronken.
|
